
Jurisprudentie
AD4886
Datum uitspraak2001-10-19
Datum gepubliceerd2001-10-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 01/1113
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-10-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 01/1113
Statusgepubliceerd
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel Recht - President
Vonnis in kort geding van 19 oktober 2001,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 01/1113 van:
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA),
gevestigd te Rijswijk,
eiser,
procureur mr. A.R. de Jonge,
tegen:
Gedaagde 1,
Gedaagde 2,
Gedaagde 3,
Gedaagde 4,
Gedaagde 5,
Gedaagde 6,
Gedaagde 7,
Gedaagde 8,
allen wonende, althans verblijvende, in de COW-opvanglocatie Oegstgeest,
Hen die verblijven of wonen in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan in de COW-opvanglocatie Oegstgeest, gelegen aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64 barak nr. 50, te Oegstgeest,
Hen die verblijven of wonen in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan in de COW-opvanglocatie Oegstgeest, gelegen aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 46, te Oegstgeest, van wie is verschenen C.H.J,
Hen die verblijven of wonen in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan in de COW-opvanglocatie Oegstgeest, gelegen aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 48, te Oegstgeest, van wie is verschenen B.I.H,
Hen die verblijven of wonen in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan in de COW-opvanglocatie Oegstgeest, gelegen aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 22, te Oegstgeest,
gedaagden,
voor gedaagden ad 1 tot en met 8: procureur mr. G. Th. J. Bos,
voor de verschenen gedaagden ad 10 en 11: procureur mr. C.J.M. van den Brûle,
de overige gedaagden zijn niet in rechte verschenen.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 16 oktober 2001 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
Eiser, die zorg draagt voor de opvang van asielzoekers, heeft per 16 oktober 1998 met de woningbouwcoöperatie Stichting Leidse Studentenhuisvesting (SLS) schriftelijk een overeenkomst gesloten betreffende onderverhuur door eiser van de verhuureenheden aan de Oude Rijnsburgerweg 22 tot en met 66 in de gemeente Oegstgeest. Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot en met 31 augustus 2001.
Gedaagden sub 1 tot en met 8 zijn asielzoekers en afkomstig uit respectievelijk Rusland, Irak en Soedan. Zij verblijven sedert enige tijd in de COW-opvanglocatie Oegstgeest te Oegstgeest.
Op 18 april 2001 heeft de gemeente Oegstgeest aan SLS een sloopvergunning verleend betreffende de wooneenheden Oude Rijnsburgerweg 22 tot en met 66.
Eiser heeft gedaagden sub 1 tot en met 8 bij afzonderlijke beschikkingen van 28 augustus 2001 meegedeeld dat zij op grond van artikel 7 lid 1 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 (Rva) met ingang van 30 augustus 2001 zijn overgeplaatst van de COW-opvanglocatie Oegstgeest naar diverse andere opvangcentra in Nederland, te weten, de AZC’s Amsterdam/Tafelberg, Middelburg en Leiderdorp. Tevens is deze gedaagden meegedeeld dat de verstrekkingen in het kader van de Rva vanaf 30 augustus 2001 zullen worden stopgezet en per genoemde datum worden voortgezet op genoemde AZC’s.
Gedaagden sub 1 tot en met 8 hebben voor het uitbrengen van de dagvaarding aan deze beschikkingen geen gehoor gegeven. Gedaagden sub 1 en 2 zijn inmiddels, naar zeggen van hun procureur, alsnog naar een ander opvangcentrum vertrokken.
Bij brief van 3 september 2001 heeft SLS aan eiser bevestigd dat zij op 31 augustus 2001 afspraken hebben gemaakt ten aanzien van het onverkort van kracht blijven van de tussen hen gesloten huurovereenkomst per 16 oktober 1998 betreffende de verhuureenheden, tot een nader in onderling overleg te bepalen datum. Zulks omdat de feitelijke oplevering door eiser als gevolg van het nog bewoond zijn van een aantal van de eenheden niet heeft kunnen plaatsvinden. In deze brief wordt daarbij onder meer vermeld dat eiser tot het moment van beëindiging volledig verantwoordelijk blijft voor alle door hem in gebruik zijnde eenheden en dat hij daartoe alle noodzakelijke maatregelen neemt teneinde de veiligheid van alle bewoners van het complex te kunnen garanderen en om het gehuurde geheel leeg en onbewoond aan SLS te kunnen opleveren.
Gedaagden sub 9 tot en met 12 hebben de barakken 46 en 48 alsmede 22 en 50 (ten dele) in gebruik genomen zonder toestemming van eiser.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eiser vordert -kort weergegeven- ontruiming van de verhuureenheden.
Daartoe voert eiser het volgende aan.
Gedaagden sub 1 tot en met 8 handelen jegens eiser onrechtmatig, nu zij ingevolge de Rva geen recht meer hebben op opvang in deze COW-opvanglocatie. De overige gedaagden hebben de barakken zonder recht of titel, en daarmee onrechtmatig, in gebruik genomen. De sloop van de barakken en de daaraan gerelateerde werkzaamheden zullen op korte termijn worden uitgevoerd. Door de weigering van gedaagden is eiser niet in staat om zijn uit hoofde van de huurovereenkomst met SLS voortvloeiende verplichting tot oplevering van het integrale COW-object te voldoen. Eiser zal door SLS aansprakelijk worden gehouden voor de dientengevolge geleden schade. Eiser lijdt schade omdat hij tot het moment van integrale oplevering de dagprijs aan SLS verschuldigd blijft.
De verschenen gedaagden voeren gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De niet verschenen gedaagden sub 10 en 11 (voor zover niet met name bekend geworden) en sub 12 zijn behoorlijk opgeroepen. Tegen hen wordt verstek verleend. Mr. Bos heeft ter zitting verklaard ook voor de gedaagden sub 9 te verschijnen, maar heeft de namen van zijn cliënten niet genoemd. Het kan evenwel niet worden aanvaard dat partijen in rechte verschijnen zonder dat hun identiteit blijkt, én zonder dat van enig belang blijkt waarom zij hun naam niet willen of kunnen onthullen. Dat betekent dat gedaagden sub 9 geacht moeten worden evenmin te zijn verschenen. Ook tegen hen wordt verstek verleend.
3.2. Gedaagden 1 tot en met 8 hebben aangevoerd dat de AZC’s waar zij naar zijn overgeplaatst, erg sober zijn. Opvang aldaar zou bijvoorbeeld soms in tenten geschieden. De gedaagden B.I.H en C.H.J hebben onder meer aangevoerd dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering omdat de huurovereenkomst van eiser en SLS per 31 augustus 2001 eindigde en zij pas daarna de barakken 46 en 48 hebben gekraakt. Beiden stellen niet over vervangende woonruimte te beschikken, en bereid te zijn daadwerkelijk te vertrekken zodra daadwerkelijk gebouwd gaat worden of tot sloop van alle nog bewoonde barakken wordt overgegaan. Daarnaast meent C.H.J dat zijn barak nr. 46 niet onder het contract van eiser en SLS valt omdat daarin nr. 46 niet specifiek wordt vermeld. Alle verschenen gedaagden betwisten het spoedeisend belang van eiser, omdat het naar hun zeggen minimaal nog anderhalf jaar duurt voordat tot sloop zal worden overgegaan.
3.3. Het niet-ontvankelijkheidverweer treft geen doel. Gelet op de door eiser overgelegde brief van 3 september 2001 van SLS aan eiser, is de huurovereenkomst tussen hen voortgezet en heeft eiser een eigen rechtsvordering tegen gedaagden. Derhalve is het verweer dat C.H.J en B.I.H na afloop van het contract de barakken hebben gekraakt niet relevant en feitelijk ongegrond. De stelling van C.H.J dat zijn barak nr. 46 niet onder het contract valt is ook niet gegrond. Ingevolge artikel 1 lid 1 gaat het om de verhuureenheden 22 tot en met 66 waaronder gevoeglijk barak nr. 46 gerekend kan worden. Dat in een bijlage bij de overeenkomst betreffende de beschikbaarheid per 15 oktober 1998 van zestig woonheden nr. 46 niet specifiek staat vermeld maakt dat niet anders.
3.4. Gelet op de verplichting van eiser alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de huureenheden op te leveren aan SLS, gevoegd bij de daarbij behorende alsmaar doorlopende betalingsverplichting, maakt dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
3.5. Gedaagden sub 1 tot en met 8 hebben niet aannemelijk gemaakt dat de AZC’s waar zij naar zijn overgeplaatst geen geschikte locatie voor hen zou zijn. Eiser heeft aangevoerd dat de tenten waarvan deze gedaagden gewag hebben gemaakt, ordentelijke opvang bieden. De gedaagden hebben dat niet kunnen weerleggen. De belangenafweging moet dus in het voordeel van eiser uitvallen.
3.6. De stelling van C.H.J en B.I.H dat zij niet beschikken over vervangende woonruimte kan er niet toe leiden dat eisers belangen bij oplevering van de eenheden gefrustreerd worden. Het behoort niet tot de verantwoordelijkheden van eiser om zorg te dragen voor woonruimte voor B.I.H en C.H.J.
3.7. De verschenen gedaagden hebben voorts nog aangevoerd dat daadwerkelijke sloopwerkzaamheden niet op korte termijn zijn te verwachten en dat bewoning van andere barakken op het terrein aan sloop in de weg staat. Hiertegenover heeft eiser aangevoerd dat op hem de verplichting rust om de door haar gehuurde barakken leeg op te leveren aan SLS, die op zijn beurt vervolgplannen heeft met het object, namelijk sloop, waarvoor reeds een vergunning is verleend en waarvoor een aannemer stand-by staat. Hoe dan ook, deze situatie kan gedaagden, als krakers in beginsel zonder enig recht, niet een recht jegens eiser op uitstel van ontruiming verschaffen.
3.8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering moet worden toegewezen. Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Gedaagden sub 1 en 2 behoren dit lot ook te delen, omdat -ook al wordt aangenomen dat zij inmiddels verhuisd zijn- zij dit eerst na het uitbrengen van de dagvaarding deden. In bedoelde onzekerheid, of de ontruiming daadwerkelijk is geëffectueerd, wordt aanleiding gevonden de vordering zekerheidshalve ook tegen gedaagden sub 1 en 2 toe te wijzen.
4. De beslissing
De President:
Verleent verstek tegen de gedaagden sub 9 en 10 (voor zover hun naam in rechte niet bekend is gemaakt) en sub 11 en 12.
Veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 de COW-opvanglocatie Oegstgeest aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 26 te Oegstgeest binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hunne, met machtiging van eiser om dit vonnis na betekening ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, indien gedaagden sub 1 en 2 aan deze veroordeling niet voldoen;
Veroordeelt gedaagden sub 3 en 4 de COW-opvanglocatie Oegstgeest aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 22 te Oegstgeest binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hunne, met machtiging van eiser om dit vonnis na betekening ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, indien gedaagden sub 3 en 4 aan deze veroordeling niet voldoen;
Veroordeelt gedaagden sub 5, 6, 7, 8 en 9 de COW-opvanglocatie Oegstgeest aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 50 te Oegstgeest binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hunne, met machtiging van eiser om dit vonnis na betekening ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, indien gedaagden sub 5, 6, 7, 8 en 9 aan deze veroordeling niet voldoen;
Veroordeelt gedaagden sub 10 de COW-opvanglocatie Oegstgeest aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 46 te Oegstgeest binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hunne, met machtiging van eiser om dit vonnis na betekening ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, indien gedaagden sub 10 aan deze veroordeling niet voldoen;
Veroordeelt gedaagden sub 11 de COW-opvanglocatie Oegstgeest aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 48 te Oegstgeest binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hunne, met machtiging van eiser om dit vonnis na betekening ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, indien gedaagden sub 11 aan deze veroordeling niet voldoen;
Veroordeelt gedaagden sub 12 de COW-opvanglocatie Oegstgeest aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64, barak nr. 22 te Oegstgeest binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hunne, met machtiging van eiser om dit vonnis na betekening ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, indien gedaagden sub 12 aan deze veroordeling niet voldoen;
Bepaalt dat dit vonnis tot één jaar na de dag waarop het wordt uitgesproken, kan worden tenuitvoer gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich in de panden, staande en gelegen aan de Oude Rijnsburgerweg nr. 64 te Oegstgeest, barakken nrs. 22, 26, 46, 48 en 50 bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet.
Veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiser begroot op ¦ 2.144,23, waarvan ¦ 427,-- aan griffierecht en ¦ 167,23 aan dagvaardingskosten.
Verklaart dit vonnis zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare zitting van 19 oktober 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.